In Genesis 11: 27 begint een nieuw ‘hoofdstuk’ van Genesis: de ‘toledot’ (geschiedenis) van Terach.
Opvallend is dat dit hoofdstuk in feite gevuld wordt door Abraham, één van de zonen van Terach.
God kiest Abram uit. Niet omdat Abram beter was dan anderen (zie Jozua 24: 2-3). Maar Abram geeft wel
gehoor aan Gods stem. Abram wordt Abraham, de ‘vader’ van alle gelovigen.
Als je gelooft mag je weten: God nam het initiatief. Hij koos mij uit (Romeinen 8: 29-30; 1 Petrus 2: 9-10).
Het is belangrijk te weten dat God zoiets niet doet omdat wij beter zouden zijn dan anderen (Efeziërs 2: 8-9; 2 Timoteüs 1: 9). Het is genade. Gods stem klinkt terwijl we het niet verdiend hebben. Geloven is
antwoorden op die stem. God roept je weg uit het duister en plaatst je in zijn licht. Wie gelooft komt apart te staan van ‘de wereld’. In de wereld, maar niet langer van de wereld. Dit klinkt door in het woord voor kerk: ‘ecclesia’. In het gewone grieks betekent dit woord ‘volksvergadering’. In het Nieuwe Testament heeft het altijd de klank van ‘uit de wereld geroepen’. Het betekent tegelijk het toetreden tot een ‘gemeenschap’: het volk van God. Abram wordt geroepen om instrument te zijn in het reddingswerk van God. Door hem zullen alle volken van de aarde gezegend worden. God redt … op zijn manier …